HERINNERINGEN VAN EEN POLITIEK-GEVANGENE AAN ZIJN CELLEVENDoor: Kornelis Kuipers
Het oude Huis van Bewaring aan de Hereweg te Groningen.
'Kornelis Kuipers, geboren 21 april 1908, commies ter Provinciale Griffie van Groningen, wonende te Oosterhogebrug A124/Z. Bewoner van cel 24 in het Huis van Bewaring aan de Hereweg te Groningen.
Als medegevangenen gehad: Filippus Minnema, kruidenier te Stadskanaal (17 dagen) Gedurende de laatste week van het celleven waren we met zijn vijven.
Onze cel was 4m. lang en 2,60m.breed. Erin bevonden zich:
Bovendien een kruik met water, een emmertje voor het vuile water en een emmer te gebruiken als w.c. Om beurt kon er worden gelopen. De vloer van de cel was van ruw beton, zodat onze schoenzolen gauw doorgesleten waren. Op de deur van onze cel zaten 46 knoppen en er bevond zich een luikje in voor het doorgeven van het eten. Een raam, zodanig geconstrueerd dat nog ongeveer 1 vierkante nieter blauwe lucht was te zien. Uitbreken, ondanks alle getroffen maatregelen, leek ons celbewoners met behulp van een ijzerzaagje niet onmogelijk.
Voor 5 personen waren er 6 dekens. De oudste in jaren, onze kameraad Wiegers, mocht op de krib slapen en kreeg 2 dekens, l goede en l minder goede. De jongere bewoners kregen l deken en dekten zich verder toe met de middelen, die zij ter beschikking hadden. Onze cel was alles: woon-, eet-, slaapkamer enz. Zelfs badkamer, want wij hebben het bestaan l maal in de 14 dagen onze voeten te wassen in een klein beetje water. Toch went men vlug aan zijn cel! Tweemaal in de week kregen wij gelegenheid ons te scheren, op dinsdag en vrijdag. Deze dagen was het zuinig zijn met het water. Ja zuinigheid kenden we, niet
alleen met het water doch ook met onze zeep en niet te vergeten met het eten. Het scheren gebeurde niet heel hygiënisch, 5 mannen scheren in een klein beetje
water en hetzelfde apparaat.
De oudste celbewoner was een gewichtig mens. Hij kende de gebruiken en de plichten van de cel. Hij had tot taak zijn jongere kameraden in te werken. Op de kleinste dingen moest worden gelet! Gebeurde dit niet dan had je een afblaffing te pakken, zo niet erger. Daarom was het altijd: Jongens, let op! Des morgens begonnen we met opstaan natuurlijk, doch voordat de rammelaar ging. Anders was je te laat klaar, vijf mannen zich wassen in een soms twee wasbakjes. Dal vraagt beleid om op tijd klaar te zijn, want al gauw na het opstaan kwam de wacht de spullen weghalen, d.w.z. de celdeur ging open en wij moesten het vuile water, waterkruik en w.c.-emmer op de overloop (ijzeren rooster ) plaatsen. Dit moest bliksemsnel gebeuren, want anders had je een berisping in het Duits. Deze werkzaamheden werden geregeld door de oudste celbewoner. Vervolgens volgde het in ontvangst nemen van de morgenkoffie. Slootwater of zoals een van de kameraden opmerkte: "water waarin een hete pook was geweest". Na het eten schoonmaak. In het begin hadden wij een bezem zonder haar.
Onze stofdoek was te gelijk vaatdoek. Alles netjes, voor zover mogelijk. Zelfs de luchtgatei kregen iedere morgen een beurt. Eenmaal is het voorgekomen dat we de luchtgaten waren vergeten en dat heeft ons weer een "erg "standje gekost. Meestal om negen uur luchten. Voor het luchten werd alles nog eens goed nagekeken of het schoon was. Pijnlijk nauwkeurig.
Het luchten werd aangekondigd door een slag tegen de celdeur. In de houding! Ook onze plichten niet vergeten! Een de leiding, de anderen het bakje met de vuile rommel meegenomen en de mat. De celdeur open en daar gingen we als een rij ganzen. Niet omkijken. Er was trouwens ook weinig te zien. Alleen de tronies van de bewakers!
Onze andere celbewoners kregen we niet te zien. Dit werd stelselmatig vermeden. Zo gingen we dus naar de luchtplaats, de leeuwenkooi. Van voren en van boven tralies. Het luchten in deze kooi was het meest vernederend! Wanneer je de kooi inkwam, eerst in de houding met de rug naar de deur. Een trap tegen de deur was het sein om te mogen lopen. Zo ging het ook weer als je de kooi verliet. Het luchten duurde 15 minuten. Het luchten vond vijfmaal in de week plaats. Niet op donderdag en zondag. Terug naar de cel. Opletten! De voorste pakte bij de celdeur snel de w.c.-emmer, de tweede de waterkruik en de derde het emmertje voor het vuile water. Celdeur werd gesloten.
Rondblik in de cel. Strozakken door elkaar gesmeten; alles op de kop gezet. Dus opnieuw schoonmaak. Niet erg. De jongste celbewoners schrokken, wanneer ze dit voor de eerste keer meemaakten, doch de ouderen vonden dit heel gewoon. Twaalf uur eten. Het luikje ging open en de etensblikken werden binnen gesmeten (fatsoenlijk aanreiken gebeurde veelal niet). Het middageten was zonder vet en overigens ook slecht verzorgd. Stamppot heette het, doch het stampen moest nog gebeuren. De erwten- en bonensoep waren goed, maar de hoeveelheid te gering. Varkensvoer was veelal een goede benaming, doch je at met smaak, want honger maakt rauwe bonen zoet.
Na het eten afwassen in koud water. Ging heel gemakkelijk, want vet kleefde niet aan de blikken. Alles klaarzetten voor het afhalen en dan maar weer wachten tot de avond. Zes uur brood met de bekende koffie of thee. Het broodje smaakte als koek, doch was veel te weinig. Voor de volgende morgen bleef er dikwijls te weinig over.
Eenmaal in de veertien dagen kregen wij als politieke gevangenen een pakket van het Rode Kruis. Heerlijk! 14 boterhammen, goed besmeerd met boter en belegd met worst
en kaas, een stuk koek. Soms een ei of pannenkoek. Het Rode Kruis was voor ons als
Verhoor enz. Onze vriend Wiegers was het vooral die op deze gewoonte aandrong en hij had gelijk. Wat deden jullie nu in de cel? De mens is heel vindingrijk.
|